Rechts: Portret van Frederika Sophia Wilhelmina (1751-1820), prinses van Pruisen. Sedert de dood van Willem V in 1806 Prinses Douairière van Oranje.
Buste, aanziend, met zwarte hoed. Naar een origineel door Cornelis Cels uit 1817 in de Stichting Historische Verzamelingen van het Huis Oranje-Nassau. Onderdeel van de collectie portretminiaturen. 1817 - 1820. schilder: Johannes Hari (1772-1849) (Coll. Rijksmuseum, Amsterdam)

Vier jaar lang leidden Willem V en Wilhelmina een teruggetrokken leven in Nassau, dicht bij Louise. Inmiddels was door compensatieverdragen hun financiële situatie verbeterd: Wilhelmina liet Oranienstein verbouwen, stichtte een school en een ambachtsopleiding en kon weer aan haar verplichtingen van toelagen aan ondergeschikten voldoen.
Na de dood van Willem V (9 april 1806) trok Wilhelmina in bij Louise, die ook net weduwe geworden was. Al snel echter raakten ze verstrikt in Napoleons Duitse expansie. Nassau werd onteigend, Brunswijk geplunderd. Voor de Franse troepen uit vluchtten Wilhelmina en Louise naar Schwerin. (Bron tekst: Historici.nl)

Wilhelmina en Louise konden niet in Schwerin blijven, omdat ook Mecklenburg door de Fransen werd overstroomd. Zij weken uit naar Sleeswijk, het hertogdom, dat door de Deense koning werd geregeerd. In het stadje van die naam huurden zij een ruime bovenwoning en bleven er de winter. Er straalt iets moedigs door in hun brieven uit die tijd. Louise vond zelfs een zekere blijmoedigheid in haar stemming, en zij verklaarde dat uit het feit, dat ze samen waren. Tegelijk was de oude Prinses reeds vol plannen. Als de gehele familie onder een dak werd verenigd, dan zouden ze samen eenvoudig kunnen leven. Wilde de Prins aan de koning van Pruisen gekluisterd blijven, dan was geen hereniging mogelijk. Van Napoleon was niets te hopen. In Engeland alleen zou wat te bereiken zijn, en mocht de Prins het nodig achten, dat er stappen bij het Hof te Londen werden gedaan, dan had hij maar over zijn oude moeder te beschikken en zou zij de Noordzee oversteken.

Het hart van Prinses Wilhelmina trok naar Berlijn, naar haar zoon en. dochter, haar kleinkinderen. Het was bij de Oranje-familie altijd weer het ideaal: de gehele familie verenigd. In de Franse brieven staat die uitdrukking "de gehele familie" dikwijls in het Hollands. Maar haar ver' stand zei haar, dat ze misschien nog maar beter in Sleeswijk kon blijven. Wie weet, wat er nog gebeurde. En dan was Engeland tenslotte haar laatste toevluchtsoord. Een toevluchtsoord evenwel, dat niet gemakkelijk meer te bereiken viel. Want het Continentaal stelsel werd overal rigoureus doorgevoerd en het werd langzamerhand een avontuur, dat oversteken naar Engeland.

Daarom viel tenslotte het besluit, dat de beide Prinsessen de winter van 1807 op 1808 in Berlijn zouden doorbrengen. Maar vooraf, in de herfst van 1807, brachten zij een bezoek aan Weimar. Zij waren uitgenodigd door Grootvorstin Maria van Rusland, zuster van Tsaar Alexander I, gehuwd met de Erfprins van Weimar. In de ballingschap hadden ze elkaar ontmoet en met Louise werd een innige vriendschap gesloten. (Bron tekst: Oranje in ballingschap, H. Algra. Uitgave: J.H. Kok N.V., Kampen, 1948)

13 november 1807 kwamen Wilhelmina en Louise in Berlijn aan en betrokken met enkele hofdames een hotel in de Behrenstrasze, achter Unter den Linden, van waaruit een verbinding was met het huis waarin het gezin van Willem Frederik woonde. Zo konden Guillot en Frits voor de eerste maal het kerstfeest vieren bij hun grootmoeder.
Later bood Wilhelmina's familie hen er onderdak, 's winters in het Niederländisches Palais in de stad, 's zomers op het slot Oranienburg daarbuiten. De twee vrouwen bleven in Berlijn, ook in de periodes dat de stad door Franse troepen bezet was en de Pruisische koninklijke familie naar Koningsbergen uitweek.

De omgeving van grootmoeder en tante Louise oefenden een gunstige invloed uit op de kinderen. Wilhelmina vond een opvoeding in godsdienstige zin een onmisbare voorwaarde voor de ontwikkeling van hart en verstand en de jongens bewonderden de artistieke talenten van tante Louise in muziek en tekenen.
(Bron tekst: Oranje in Ballingschap, Mr. L.A. Struik. Uitgave: de Bataafse Leeuw, Amsterdam 2006)

In de zomer van 1812 woonden Wilhelmina en Louise op kasteel Schönhausen. De oude Prinses genoot er van de lange wandelingen en liet het slotpark voortdurend verfraaien. Het was er zo rustig en gemoedelijk.
Het leven in haar naaste omgeving was toen bijna een idylle. Zij schrijft er over aan haar zoon in Polen, hoe het in het begin van Augustus zo allervrolijkst toeging in Schonhausen: de Erntekranz.

Zelden was zo uitbundig feest gevierd op Schönhausen. Prins Frederik was er met zijn kleine zusje Prinses Marianne, de kinderen van de koning, en vele gasten, De landlieden dansten op het grasveld onder de hoge kastanjebomen en de "fashionable world" keek toe, door een koord gescheiden van de rest van de toeschouwers. Eindelijk kwamen de dorpelingen de prinses nodigen ten dans en de uitgelatenheid steeg ten top. 's Avonds ging de menigte naar het dorp, Louise en Mimi voorop, en daar werd het feest voortgezet. (Bron tekst: Oranje in ballingschap, H. Algra. Uitgave: J.H. Kok N.V., Kampen, 1948)

De val van Napoleon in 1813 gaf hoop op terugkeer naar Nederland, waar plannen werden gemaakt om Willem Frederik als souverein vorst binnen te halen. Wilhelmina was daarbij zeer betrokken: ze overlegde met haar zoon hoe hij het beste de soevereiniteit kon aanvaarden en organiseerde in Berlijn de werving van gedeserteerde en krijgsgevangen Nederlanders uit Napoleons leger voor het zogenoemde Hollandse Legioen - hun papieren controleerde ze persoonlijk. Zij bekostigden het Legioen met een lening van 4 miljoen ecu's. Prinses Wilhelmina had voor dat bedrag een lening kunnen afsluiten bij de bankiers Aarons in Berlijn en Van Olden in Amsterdam. Als onderpand diende de bezittingen van de prins en zijn vrouw Mimi in Polen en Silezië. de kapitalen van Wilhelmina en Louise in Engelse fondsen en nog overgebleven familiejuwelen. Prinses Wilhelmina was er in geslaagd een Oranjelegioen te vormen en en 18 december 1813 defileerde het korps voor het paleis Schönhausen voor de prinsessen Wilhelmina en Louise: 32 officieren en 1144 manschappen. 10 januari 1814 keerden Wilhelmina en Louise terug naar Nederland. Op 11 januari 1814 kwam het bataljon via Doesburg en Arnhem in Utrecht, alwaar het in garnizoen bleef. Later volgden nog een tweede en derde bataljon. Het legioen heeft niet de kans gekregen zich te onderscheiden in de bevrijding van het vaderland. De onverwachte omwenteling en de komst van de Prins van Oranje uit Engeland op 30 november 1813 hadden militair ingrijpen van het legioen overbodig gemaakt. (Bron tekst: Oranje in Ballingschap, Mr. L.A. Struik. Uitgave: de Bataafse Leeuw, Amsterdam 2006)

In haar laatste levensjaren woonde Wilhelmina met Louise afwisselend in Haarlem, in Den Haag en op 't Loo. Op 9 juni 1820 overleed Wilhelmina op 't Loo, nog geen jaar na de dood van Louise. Ze vond een tijdelijk graf in Apeldoorn, tot ze kon worden bijgezet in de grafkelder van de Oranjes in Delft. Dat gebeurde op 7 november 1822. (Bron tekst: Historici.nl)
Bronnen:
Prinses Wilhelmina van Pruisen op Historici.nl
Portret van Frederika Sophia Wilhelmina van Pruisen
Boek: Oranje in Ballingschap, Mr. L.A. Struik