|
|
Links: Bombardement op Kopenhagen 4 september
1807. (Bron: Armchairgeneral.com)
Geheimraad Arnoldi had intussen bijtijds enige bezittingen van de prins in veiligheid
weten te brengen en die naar Altona en vandaar naar Kopenhagen doen overbrengen.
Ook Corvey en Dortmund werden de Prins afgenomen.
Toen de Franse troepen Mecklenburg binnenvielen vluchtten prinses Wilhelmina met
haar dochter prinses Louise naar Sleeswijk. Tijdens hun verblijf daar wist Wilhelmina
nog veel goederen en papieren van Oranienstein, Dietz en Dillenburg voor haar zoon
te redden.
Omdat de Engelsen bang waren dat Napoleon de beschikking kreeg over de Deense vloot
bombardeerden ze de haven van Kopenhagen, waarbij de opgeslagen bezittingen van de
Oranjes uit Dillenburg, Dietz en Fulda en een deel van de familiejuwelen bij brand
verloren gingen.
Na het bombardement van de Engelsen op Kopenhagen op 4 september 1807 capitleerde
Denemarken. De daaropvolgende weken werd de Deense vloot gereed gemakt en op 21 oktober
door de Britten meegenomen naar Engeland. Het verlies van de vloot was een zware
klap voor de zeevarende natie Denemarken en bestond uit 18 oorlogsschepen, 15 fregatten,
7 briks, 23 kanonneerboten, 7 aken en 1 schoener, samen met een enorme hoeveelheid
marine uitrusting. (Bron tekst: Oranje in Ballingschap, Mr. L.A. Struik. Uitgave:
de Bataafse Leeuw, Amsterdam 2006) |
|
5 november 1806 had de koning bevel
gegeven dat alle prinselijke families en hun hofhouding Dantzig moesten verlaten
en naar Koningsberg uitwijken.
Alleen de Oranjes waren achter gebleven. Zij staken de Oder over en 2 december 1806
kwam het gezin aan op het koninklijke landgoed Freienwalde gelegen bij een kleine
badplaats ten noorden van Berlijn.
De kleine dochter Pauline was al een paar dagen ziek en haar gezondheid verslechterde
snel. Zij stierf in de vroege morgen van 22 december 1806, 6 jaar en 10 maanden oud.
Willem Frederik bleef in Freienwalde en verzorgde de begrafenis van Pauline.
Mimi
reisde met haar zonen Willem en Frits naar Berlijn en vond daar onderdak in het Niederlandisches
Palais, Under den Linden 35-36.
De Fransen waren woedend, dat de prinses van Oranje zonder paspoorten naar Berlijn
was gereisd, maar omdat ze ziek was mocht ze blijven.
De Prins van Oranje werd over de Oder gezet en de Fransen zorgden ervoor dat hij
geen contact kon opnemen met zijn familie.
3 januari 1807 was hij onder Franse bewaking in Cöslin, vandaar volgde hij via
Dantzig de vluchtweg van het Pruisisch hof, dat door de Fransen tot in alle uithoeken
van het koninkrijk werd opgejaagd.
De koning van Pruisen vluchtte uit angst voor Napoleon van Koningsberg naar Memel,
vlak bij de Russische grens.
In Berlijn gaf Louise 1000 goudstukken aan Mimi om haar tekort aan geld aan te vullen.
De rondzwervende Prins van Oranje probeerde als krijgsgevangene te worden uitgewisseld.
Maar de uitwisseling liep voor de prins uit op een teleurstelling.
De vasthoudendheid die de prins van Oranje kenmerkte ging niet gepaard met een grote
mensenkennis en inzicht in de beweegredenen van anderen. Willem Frederik ging op
weg naar Memel waar hij aan het geïmproviseerde Pruisisch Hof verbleef.
Op weg naar Memel was de Prins zijn geheimraad Arnoldi uit Fulda op 17 maart 1807
tegengekomen in Pillau. Arnoldi's verslag over Fulda was niet erg bemoedigend. Maar
de Prins kon vertellen , dat de Prinses van Oranje en de kinderen in Berlijn in veiligheid
waren.
Op 7 juli 1807 werd het Verdrag van Tilsit getekend tussen Rusland en Frankrijk.
Pruisen werd opgedeeld en de vorst van Fulda, de Prins van Oranje, werd onttroond.
De rol van de Prins van Oranje was uitgespeeld.
Hij was een man zonder politieke toekomst geworden, aan wie niets anders restte,
dan zich met zijn overgebleven Poolse bezittingen bezig te houden. Maar hij was ook
een man met grote werkkracht en met energie, met een groot geduld en uithoudingsvermogen
en met een sterk gevoel voor familiebanden en dynastieke belangen, gevoelens die
hem in barre tijden een houvast en troost boden.
Behalve enige duizenden guldens in contanten en het Engelse jaargeld, had hij niets
meer dan zijn door de oorlog geteisterde landgoederen, Racot, Widzin en Creszewo.
Maar eerst reisde hij 16 juli 1807 van Koningsbergen naar Berlijn waar hij zijn vrouw
en kinderen terugvond. Zijn moeder en zijn zus Louise waren nog steeds als vluchteling
in Sleeswijk-Holstein.
Voorlopig zou hij in Berlijn blijven in het huis 'Unter den Linden' dat hij in 1804
had gekocht van de Koning van Pruisen. Die verleende hem op 28 augustus 1807 ontslag
uit het Pruisische leger.
Pruisen zelf was er enorm beroerd aan toe. Het land was verkleind en kon de oorlogsschatting
van 150 miljoen francs, onmogelijk opbrengen.
Prinses Wilhelmina en Louise voelden zich niet meer veilig in Sleeswijk-Holstein
en lieten zich overhalen naar Berlijn te reizen, waar ze 13 november 1807 aankwamen
en in een hotel aan de Bherenstraße achter 'Unter den Linden' introkken. Zo
konden de zonen Willem en Fritz voor het eerst kerstmis vieren met hun grootmoeder.
Willem Frederik sprak met zijn moeder en zuster af, dat zij in de winter van 1807/1808
in Berlijn zouden blijven en hij zou de bezittingen in Polen inspecteren. Daar kwam
hij snel tot de ontdekking, dat zijn landgoederen verlies leden. En dat was niet
de enige tegenslag. Omdat de Engelsen bang waren dat Napoleon de beschikking kreeg
over de Deense vloot bombardeerden ze de haven van Kopenhagen, waarbij de opgeslagen
bezittingen van de Oranjes uit Dillenburg, Dietz en Fulda en een deel van de familiejuwelen
bij brand verloren gingen. (Bron tekst: Oranje in Ballingschap, Mr. L.A. Struik.
Uitgave: de Bataafse Leeuw, Amsterdam 2006) |
|
|
Bronnen: |
Willem I Frederik op Wikipedia |
Willem Frederik
op Historici.nl |
Bombardement op Kopenhagen 4 september
1807 |
Prentbriefkaart
Niederländischen Palais in Berlijn |
Boek:
Oranje in Ballingschap, Mr. L.A. Struik |
|
|
|