10 juli nam Charles afscheid van zijn moeder in Parijs en begon aan zijn vertrek uit Frankrijk. Hij reisde op de rug van een paard, wat gezien werd als een teken van armoede. Hij moest zijn koetspaarden voor een lichte kar spannen voor het vervoer van zijn kleding en beddengoed. De eerste nacht logeerde hij bij de Hertogin van Chatillon in Merlou. De volgende dag ging Charles naar Péronne, waar hij het Franse leger inspecteerde en afscheid nam van zijn broer James en hun goede vriend Turenne.

14 juli bereikte hij Vlaams grondgebied en vond, tot zijn ergernis, de poorten van Cambrai gesloten voor hem. Hoewel hij een pas had van de Aartshertog moest hij een lange middag buiten blijven, voordat ze de poorten voor hem openden.

Toen Charles op 16 juli in Mons aankwam werd hij opgehouden door boodschappers, die een nieuwe opstand van de Royalisten voorstelden. Maar Charles wilde liever wachten tot God hem de juiste tijd zou geven.

18 juli vertrok hij naar Namen en over water naar Luik en de volgende dag, 19 juli, voegde hij zich bij zijn zus Maria Henriette in Spa.

Rechts: Maria Stuart, Princess Royal en Prinses van Oranje (1631-1660. Schilderij uit de studio van Gerrit Honthorst, ca. 1650). (Coll. National Portrait Gallery, UK)

Zo werd de eerste, meest welvarende, periode van de ballingschap van de Stuarts afgesloten. Charles had de bescherming en de vriendschap van Frankrijk gekregen, terwijl hij altijd enige hoop op herstel van zijn koningschap had en enkele bewapende groeperingen in Engeland, Schotland of Ierland voor hem wilden strijden.

Nu was alles veranderd. Frankrijk had een formeel verdrag gesloten met Engeland en erkende Charles niet langer als soeverein vorst. Frankrijk kocht zijn afwezigheid af van hun grondgebied met een geheime uitkering. Spanje had nog niet met Cromwell gebroken, en ging door met het negeren van het bestaan van de Koning. Holland weigerde en verbood zijn zuster hem hulp of gastvrijheid te bieden.
De Keizer, noch de Duitse prinsen wilden de balling formeel bescherming geven en ze beperkten hun goede wil tot mooie woorden of een geldgift, zoals ze dat bij een andere bedelaar zouden hebben gedaan.
Geen enkele buitenlandse prins wilde de Engelse Koning ontvangen en in eigen land was er geen enkele bewapende groep die zich bij hem zou aansluiten.

In Ierland zwierven enkele onverzoenlijken door de bossen en de moerassen.
In Schotland was de laatste opstand mislukt, hoewel Charles dat nog niet wist.
Zijn aanhangers in Groot Brittannië en op het vasteland van Europa werden met armoede onderdrukt en hadden behoefte aan iets anders.
De toegewijde groep, die aan hem vasthield was in verschillende partijen verscheurd en verdeeld.
De koning zelf was jaloers op zijn broer en vervreemd van zijn moeder en hij was boos vertrokken bij zijn neef Louis, die zijn beste vriend was geweest.
Het ergste was dat hij zijn eigen eer, geweten en zelfrespect voor niets had opgeofferd. En er was geen weg terug en geen plek voor berouw.

De veelbelovend jongeman, op wie zo velen grote verwachtingen hadden gekoesterd, was een roekeloze en losbandige man geworden, die met moeite wakker kon worden gemaakt van zijn onverschilligheid, om de plichten te vervullen, die van hem werden verlangd.
Hij had het vertrouwen van velen verloren en hun ogen richtten zich op zijn jongere broer James, die vol leven, energie en hoop was en aan wiens woorden niemand twijfelde en hij had geen tekenen van de ondeugden, die de oudere had.
Zelfs de harten van de loyaalste mannen, wier loyaliteit Charles nooit kon doden, waren van binnen ziek, terwijl ze probeerden hun meester op het rechte pad te brengen. De Koning was nu zo laag gezonken als een mens maar kon zijn. (Bron tekst: The King in Exile: The Wanderings of Charles II from June 1646 to July 1654, Eva Scott).
Bronnen:
Charles II van Engeland op Wikipedia
Maria Stuart, Princess Royal en Prinses van Oranje
Boek The King in Exile