|
|
|
De weduwe van
Prinses Maria Henriette in 1652 |
Portret van prinses Maria Stuart
(1631-60). Weduwe van Willem II, prins van Oranje, 1652
Zittend in een armstoel, ten voeten uit. In de rechterhand een oranjeappel. Links
een doorkijk naar de St. Jacobskerk te Den Haag. Schilderij van Bartholomeus van
der Helst (1613-1670) (Coll. Rijksmuseum, Amsterdam). |
|
Weduwe
Direct na de geboorte van de nieuwe Oranjeprins in 1650 liepen de spanningen tussen
moeder en schoonmoeder opnieuw hoog op. Terwijl Maria haar zoon wilde vernoemen naar
broer Charles, hield Amalia vast aan de naam Willem; een strijd die door de laatstgenoemde
werd gewonnen. Bij de sobere doopplechtigheid in de Grote kerk in Den Haag, op 15
januari 1651, liet Maria zich niet zien, al nam zij na afloop wel de pillegiften
van onder meer de Staten-Generaal in ontvangst. Ook inzake de voogdij stonden Amalia
en Maria lijnrecht tegenover elkaar; het conflict moest uiteindelijk door de Hoge
Raad van Holland en Zeeland worden beslist. In augustus 1651 wees dit rechtscollege
drie voogden aan: aan de ene kant de moeder, met één stem; aan de andere
kant, met samen één stem, Amalia van Solms en Frederik, keurvorst van
Brandenburg en zwager van Maria (hij was getrouwd met Louise Henriette, de oudste
dochter van Amalia). Het beheer van Willems goederen werd gelegd in handen van de
Nassause Domeinraad. Alleen in hun pogingen de jonge prins Willem tot stadhouder
benoemd te krijgen, waren Maria en haar schoonmoeder eensgezind, maar deze pogingen
liepen op niets uit.
De enige directe invloed van Maria op de opvoeding van haar zoon was de benoeming
door haar, in 1654, van een voormalige hofdame tot Willems gouvernante, en van Frederik
van Nassau, heer van Zuylestein tot gouverneur in 1658. Diens instructie werd geschreven
door Constantijn Huygens, de voormalige secretaris van Willem II, in opdracht van
Amalia.
Tijdens haar verblijf in Frankrijk had Maria haar neef Lodewijk XIV om interventie
gevraagd in het geschil om het Zuid-Franse prinsdom Orange, een ander langslepend
conflict tussen de prinses en haar schoonmoeder over de erfenis van Willem II. De
prins was zonder testament gestorven, maar had in een verzegelde brief van februari
1649 aan Frederik, graaf von Dohna, de gouverneur van Orange, vastgelegd dat ten
aanzien van het prinsdom alleen de orders van zijn weduwe Maria golden. Die opdracht
werd door Von Dohna (een neef van Amalia van Solms) genegeerd, ten gunste van de
jonge prins Willem. Toen echter de prinses een afschrift van de brief tussen de papieren
van haar overleden man aantrof, diende zij een zaak in bij het Hof van Holland en
Zeeland en bij de Hoge Raad. Maar deze wezen haar claim in 1652 af.
Nadat Maria hem in 1656 om steun had gevraagd, mengde haar neef Lodewijk XIV zich
in de kwestie, en in 1658 verklaarde het parlement van Orange de prinses tot regentes.
Omdat gouverneur Von Dohna zich bleef verzetten, vroeg Maria de Franse koning nogmaals
om hulp, en in augustus 1659, en opnieuw in februari 1660 stuurde deze troepen naar
het prinsdom. In het voorjaar van 1660 capituleerde Orange en sloot Von Dohna een
verdrag met de Franse koning, waarin deze verklaarde uitsluitend omwille van de jonge
Prins van Oranje te hebben gehandeld. Het conflict om het prinsdom zou zich uiteindelijk
tot ver na Maria's dood voortslepen.
Nauwelijks een half jaar na de inname van Orange door de troepen van Lodewijk XIV
verliet Maria de Republiek. In mei 1660 had haar broer Charles het verdrag van Breda
ondertekend, waarmee hij de kroon van Engeland, Schotland en Ierland aanvaardde.
De prinses was bij alle ceremoniële feestelijkheden in Breda en Den Haag aanwezig.
Haar positie in de Republiek was met het herstel van de monarchie in Engeland veranderd,
omdat haar zoon nu immers vijfde in de lijn van Engelse troonopvolging was. Samen
met de jonge prins maakte Maria een officiële tocht langs diverse steden in
de Republiek, waar zij met alle eerbewijzen werden ontvangen. (Bron: Historici.nl)
Rechts: Portret van de jonge prins Willem III, ca. 1652 van Anthonie Heeres Sioertsma.
(1626-1654). (Coll. Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam) |
|
Bartholomeus van der Helst of Bartelt
(1613 - 16 december 1670) was een Nederlands kunstschilder uit de Gouden Eeuw. Hij
schilderde voornamelijk individuele portretten, maar ook groepsportretten van regenten
en schutters. Er zijn slechts een historiestuk, een naakt en een stadsgezicht van
hem bekend. De wat lossere en gladdere stijl van Van der Helst kwam in het midden
van de 17de eeuw in de mode en verdrong de meer psychologische van Rembrandt, zijn
grote concurrent. Een aantal van Rembrandts leerlingen, zoals Ferdinand Bol en Govert
Flinck, namen de gladde stijl van Van der Helst over. |
|
Bronnen: |
Maria Henriëtte Stuart op Wikipedia |
Maria Henriëtte
Stuart |
Portret van de
weduwe prinses Maria Stuart |
Portret van prins Willem III van Oranje,
ca. 1652 |
De weduwe prinses
Maria Stuart |
Hendrik Jacobus Scholten op Wikipedia |
Bartholomeus van der Helst op Wikipedia |
|
|
|