Jan Brueghel de Oude (1568 - 1625) Landschap met boeren en jagers, ca. 1608-1611
Twee jagers zijn afgestapt van hun paarden, omdat ze in het drassige gebied onder aan de heuvel vogels hebben gezien. De jager in de schaduw legt aan, terwijl de tweede naderbij sluipt. De ruiter in het midden wijst naar een prooi; een roerdomp of een reiger. De paarden van de jagers worden vastgehouden door een man een rode jas. Hij heeft een kruik en een mand op de grond gezet.
Jan Brueghel schilderde verschillende soorten honden op dit tafereel. De tekkel bij de voerman van de huifkar is een vreemde hond met zo te zien twee hoofden. Waarschijnlijk heeft hij eerst een wit hondje willen schilderen en heeft er daarna een bruine tekkel van gemaakt en voor de grap het witte kopje laten staan. Waarschijnlijk zijn de lopende boeren en de huifkarren via het bruggetje in het midden van het schilderij op weg naar de markt van het dorp in het bos. Ze hebben nog een heel eind te gaan.
Interessant detail zijn de opgebonden staarten van de paarden links voor de huifkar. Dat werd gedaan om te voorkomen, dat de voerman op de bok een zwiep van de staart kreeg.
 
Jan Brueghel was de zoon van Pieter Brueghel de Oude en vader van Jan Brueghel de Jonge. Ook was hij de broer van Pieter Brueghel de Jonge, de oom van Jan van Kessel en de schoonvader van David Teniers de Jonge. Zijn vader stierf een jaar na zijn geboorte. Hij kreeg zijn opleiding van zijn grootmoeder, die miniatuurschilderes was, en van Pieter Goetkindt. In 1589 trok hij naar Italië, waar hij in Napels, Rome en Milaan werkzaam was. In Rome raakte hij bevriend met Paul Bril. De twee schilders werkten samen en oefenden een sterke wederzijdse invloed op elkaar uit. Een andere samenwerking was die met Johann Rottenhammer, die hem bekend maakte met de kunst in Venetië.
Terug in Antwerpen keerde hij terug naar het type panoramische vergezichten omzoomd door coulisseachtige bergen zoals dat in Vlaanderen traditie was (vergelijk de werken van Joos de Momper). Ook het traditionele driekleurenschema (bruine voorgrond, groen middenplan, blauw verschiet) en de hoge horizon zijn onverminderd aanwezig. Weer wat later, rond 1605, krijgt het dorpsgezicht met lage horizon zijn voorkeur. Ten slotte, rond 1610, schilderde hij meer open landschappen met een realistischer inslag die aan het Brabantse landschap herinneren. Ze zijn veelal gestoffeerd met reizigers in huifkarren of boeren.
 
Bronnen:
Jan Brueghel de Oude op Wikipedia
Jan Brueghel de Oude op Rompedas Blogspot
St. Louis Art Museum