|
|
|
Andreas 'Andries'
Schelfhout (1787-1870) |
Het strand in noordelijke richting. Het
schilderij is in bezit van Muzee Scheveningen.
Het Scheveningse strand rond 1813. Rechts boven het duin de toren van de Oude Kerk
van Scheveningen met daarvoor het dak van Hotel Zeerust. Dat werd in 1665 gebouwd
voor Johan van Swieten, die er een logement exploiteerde. In 1672 kreeg de schout
en herbergier Dirck van den Houck het in eigendom en gaf het de naam 'Heerenlogement'.
A.E. Maas richtte hier in 1845 het badhuis Zeerust op. Hoewel in de beginjaren een
geduchte concurrent voor het stedelijk badhuis moest het in 1860 als zodanig worden
gesloten.
Op het duin is ook het zomerverblijf Nieuw-Soetenburgh geschilderd, dat in 1662 voor
Cornelis van Soetens werd gebouwd. Het ging vanaf 1691 vele keren over in andere
handen en deed van 1850 tot 1853 dienst als sociëteitsgebouw van de Scheveningse
reders. Daarna werd het door A.R. Rauch gesloopt, die er een hotel neerzette.
Ten Noorden van Nieuw-Soetenburgh laat Jacob Pronk op het duin in 1818 de eerste
zeebadinrichting bouwen; een ontvangkamer en 4 badkamers. Hij legt daarmee de grondslag
voor de badplaats Scheveningen. Op deze plaats zal later het Grand Hotel woden gebouwd.
(Bron: Kroniek van Scheveningen, Uitgave Muzee Scheveningen)
Op het schilderij moet door Schelfhout gemaakt zijn tussen 1811 en 1818. Op het duin
achter Nieuw-Soetenburgh heeft hij nog geen badhuis geschilderd.
Op de voorgrond rechts een hondenkar, die rond 1760 in zwang kwam om vis en andere
goederen naar Den Haag te vervoeren. De voerlieden van de paardenwagens protesteerden
in 1766 tegen een dergelijke concurrentie. Links worden manden met vis naar het strand
gebracht en op de grote wagen geladen.
Op de voorgrond links trekt een visser zijn meisje naar de zee. Hij heeft zijn kleren
op het strand gelegd. Het lijkt een overblijfsel van een merkwaardige vorm van strandvermaak,
die ongeveer tot het midden van de zeventiende eeuw in gebruik was, is wat Huygens
de 'vrouwenspoelerij' noemde. Jonge geliefden gingen in de meimaand naar het strand.
Als zij na een wandeling bij de vloedlijn aankwamen dan werd het meisje onverhoeds
door haar minnaar opgetild en in de zee gedragen. Bij terugkeer op het droge volgde
nog het 'duinafrollen' en een 'inzouting' met zand. Links een afbeelding van een
onbekende tekenaar. In het midden een detail van een schilderij dat wordt toegeschreven
aan Jan van Goyen en rechts een detail van een schilderij van Willem Kool. |
|
Andreas Schelfhout (1787-1870) was
een Nederlands landschapsschilder, etser en lithograaf.
Schelfhout was de zoon van de Gentse lijstenmaker en vergulder, Jean-Baptiste Schelfaut,
die zich in 1788 in Den Haag vestigde. Hij begon als medewerker van zijn vader bij
het maken en vergulden van lijsten tot zijn vierentwintigste. Hij was ook gevelschilder,
maar maakte ook schilderijen in zijn vrije tijd. In 1811 maakte Schelfhout zijn debuut
in een tentoonstelling met drie kleine werken. Deze landschappen trokken de belangstelling
van het publiek. Zijn ouders begrepen dat hij potentieel bezat en stuurden hem voor
verdere opleiding naar Joannes Breckenheijmer, die toneeldecorateur bij de Haagse
Schouwburg was. Hij leerde er niet alleen de technische aspecten van het vak, zoals
perspectief en verfbereiding, maar ook hoe hij landschappen of stadsscenes moest
schilderen. Hij maakte studies van de grote meesters uit de 17de eeuw en begon te
schilderen in de open lucht (hij was hierin een voorloper van de School van Barbizon).
(Bron: Simonis&Buunk, Ede) |
|
Bronnen: |
Andreas Andries Schelfhout op Wikipedia |
Het strand in noordelijke richting |
|
|
|