|
|
In opdracht van koning George III
was in juli 1802 het Engelse Parlement voorgesteld de Prins van Oranje een jaargeld
van 20.000 pond toe te kennen en een eenmalig bedrag van 60.000 pond aan Wilhelmina.
Toen de moeilijke kwestie van de schadeloosstelling geregeld was, besloot Prinses
Wilhelmina, Hampton Court te verlaten en zich op Oraniënstein te vestigen.
Wilhelmina nam schriftelijk en mondeling afscheid van de Koninklijke familie van
Engeland onder grote dankbaarheid voor de in zeven jaar ondervonden gastvrijheid.
Bij gunstige wind en heldere maan zeilde zij met haar gevolg van 13 personen in de
nacht van 16 op 17 juli 1802 per pakketboot over het Kanaal van Dover naar Calais.
Vanuit Calais reisde ze via Rijssel, Gent, Brussel en Aken en bereikte met haar gezelschap
op 21 juli Koblenz en vandaar via Bad Ems naar Oraniënstein.
Op 22 juli ging de tocht door het Lahndal waar overal Oranje vlaggen wapperden, naast
die van haar geboorteland Pruisen.
In het feestelijk versierde Dietz werd Wilhelmina warm ontvangen door haar man en
haar zoon Willem Frederik met zijn Mimi en de kleinkinderen en door Prinses Louise
van Brunswijk en haar echtgenoot. Het werd een innig weerzien van prinses Wilhelmina
met haar dochter Louise en haar kleinkinderen Guillot, Fritz en Pauline. Vanuit Dietz
bracht de Prins van Oranje zijn vrouw naar Oraniënstein, waar die dag een groot
feest werd gevierd. In dat klimaat kwam ook de verzoening van vader en zoon tot stand.
(Bron tekst: Oranje in Ballingschap, Mr. L.A. Struik. Uitgave: de Bataafse Leeuw,
Amsterdam 2006)
Bevernsches Palais, Bevernsches Schloss, Dompropstei, Braunschweig. Kopergravure
van Anton August Beck (1713-1787). (Bron afbeelding: Virtuelles-kupferstichkabinett.de)
Sinds 13 februari 1806 waren de Franse troepen in Dietz gelegerd en Willem V en Wilhelmina
hadden Oraniënstein moeten verlaten en verhuisden naar Brunswijk in het Bevernsches
Palais. Willem V had het op advies van zijn dochter gekocht. (Bron tekst: Oranje
in Ballingschap, Mr. L.A. Struik. Uitgave: de Bataafse Leeuw, Amsterdam 2006) |
|
Allegorie op de dood van Willem V,
prins van Oranje, 1806, door Jan Willem Pieneman.
De Nederlandse Maagd staat treurend bij het graf van de prins. Zij wordt getroost
door een engel. Op het graf staat een portretbuste, twee putti dragen het wapenschild.
Rechts onder de Nederlandse Leeuw, slapend op gebroken wapens. (Coll. Rijksmuseum,
Amsterdam) |
|
|
|
Op 9 maart 1806 had Willem V een
hevige benauwdheid toen hij samen met baron van Broekhuyzen naar de kerk wilde gaan,
maar op zijn schreden moest terugkeren. Een week later trof hem op straat een beroerte.
Hij leek aanvankelijk te herstellen, maar Willem V stierf in de nacht van 8 op 9
april 1806 aan een hartaandoening tijdens zijn bezoek aan zijn dochter Louise in
Brunswijk (Braunchweig).
Het verdriet van prinses Wilhelmina was groot en diep. Met zijn dood verdween voor
haar definitief elk vooruitzicht op herstel van de erfelijke waardigheden in de oude
Republiek.
Op vrzoek van Prinses Wilhelmina werd het stofelijk overschot van de voregere stadhouder
in het Bevernsches Schloss in vorstelijke stijl opgebaard, met de versierselen van
de verschillende orden, zoals die van de Ridder van de Kouseband en de Pruisische
Rode en Zwarte Adelaar, de wapens van het Huis van Nassau, degen en maarschalkstaf
en met officieren en kamerheren, die om beurten de wacht hielden bij de baar.
Op 18 april vond de begrafenis plaats. De met acht paaden bespannen lijkwagen werd
voorafgegaan door de hofmaarschalk baron Van Heerdt en begeleid door vir kamerheren
als slippendragers, onder wie Van Broeckhuysen en d'Yvoy. De stoet werd gevolgd doort
de prins van Oranje, de hertog en de erfprins van Brunswijk, de vertegenwoordiger
van de vorst van Nassau-Weilburg, de genearaals Constant-Rebecque en Stamford en
verschillende ministers, officieren en beambten van de hofhouding van Oranje en Brunswijk.
Soldaten van het garnizoen van Brunswijk stonden vanaf het paleis tot de ingang van
de kerk in dubbele rijen opgesteld en de weg door de stad was vrlicht door fakkels
en lantaarns. Het stoffelijk overschot wqerd bijgezet in de grafjkelder van de hertogen
van Brunswijk in de Domkerk van de Heilige Blasius in Brunswijk.
Aan alle hoven werd kennis gegeven van het overlijden van de vorst van Nassau.
Officieel werd in het oude vaderland van de voormalige stadhouder geen aandacht aan
zijn overlijden geschonken. Alleen in Den Haag wijdden enkele predikanten in kerkdiensten
woorden van nagedachtenis aan de overleden Prins. Sommige kranten die het doodsbericht
hadden gemeld. brachten eind april 1906 verslagen van de bijzetting. In 1956 werden
zijn stoffelijke reten bijgezet in de grafkelder van de Oranjes in de Nieuwe Kerk
in Delft. (Bron tekst: Oranje in Ballingschap, Mr. L.A. Struik. Uitgave: de Bataafse
Leeuw, Amsterdam 2006) |
|
|
|
Bronnen: |
|
|
Prins Willem V Batavus op Wikipedia |
|
|
Bevernsches Palais |
|
|
Allegorie op de
dood van Willem V |
|
|
Boek:
Oranje in Ballingschap, Mr. L.A. Struik |
|
|
|
|
|