Charles liet Generaal Monk in Engeland weten dat
hij de uitnodiging van Frankrijk en Spanje had afgeslagen en dat hij bereid was naar
elke plek te gaan die voor zijn inscheping werd aangewezen. Uiteindelijk werd voor
Den Haag gekozen en hoewel Charles van Holland niet méér hield dan
van Frankrijk, dwongen de omstandigheden hem ertoe gebruik te maken van de late aangeboden
vriendschap van Holland.
De ontvangst in Breda was heel verschillend geweest van die van vroeger dagen, toen
hij gedwongen was in het geheim te komen en te gaan.
De bestuurders van Breda hadden zich verantwoordelijk gesteld voor het verblijf en
onthaal en ze deden hun uiterste best om te zorgen voor de grote aantallen van zijn
onderdanen, die uit Engeland waren gekomen om hem geluk te wensen, cadeau's te brengen
en loyaliteit te betuigen.
Zij die iets te vrezen hadden zochten vergeving en zij die geleden hadden voor de
koninklijke zaak zochten troost en beloning. Verzoekschriften en toespraken werden
over Charles uitgestort. Zijn raadgevers konden hem alleen maar aanraden niets te
beloven of toe te zeggen tot hij weer in Engeland was.
In London werden begin april 1660 al portretten van Charles opgehangen in de straten
en elke voorbijganger keek ernaar.
In Engeland, Ierland en Shotland werd naar de terugkeer van Charles uitgekeken en
het was niet langer de vraag of het herstel van het Huis Stuart zou plaatsvinden,
maar alleen onder welke voorwaarden. (Bron
tekst: The Travels of the King, Charles II in Germany and Flanders 1654-1660 by Eva
Scott).
Links: Generaal George Monck (1608ó1670), 1st Duke of Albemarle door Samuel Cooper.
(Coll: Cromwell Museum, Huntingdon, UK) |