De herdenking in Scheveningen op 30 november 1863
In het begin van November van dat jaar namen eenige notabelen het initiatief voor een feestviering en op den 30n November was men met medewerking van vele ingezetenen in staat een feestprogramma uit te voeren, zóó rijk en zoo belangwekkend, dat niettegenstaande de scherpe koude, zelfs tal van Hagenaars naar Scheveningen togen om de feestviering by te wonen.
Het geheele dorp was versierd. Elke woning, "ongeacht of de rijke reeder of de arme schepeling er huisvestte", was verborgen achter groen en bloemen. Geen straat of steeg, hoe klein ook, of 't had haar eerepoort.
Op den adem van den scherpen Oostenwind wapperden de driekleur en de Oranjevlag. 't Was de Scheveningsche bevolking aan te zien, dat ook in de borst van de kinderen en kindskinderen der kloeke visscherlui van 1813 de oude liefde voor Oranje levendig was gebleven.
Het eerste gedeelte van het programma speelde zich af op het terrein aan Zeerust; eigenaardig zeker, omdat weleer daartegenover de Prins in 1813 aan wal stapte. Op ongeveer diezelfde plek lag in zee te dobberen de visscherspink Maria Elisabeth van den reeder P. Varkevisser Fz., smaakvol gepavoiseerd met een vijftigtal vlaggen.
Bij de opening van het feest op den middag waren prins Frederik, zijne Gemalin en Dochter op het terras van Zeerust tegenwoordig.
De voorzitter der feestcommissie, A. E. Maas, hield een toespraak, en prins Frederik beantwoordde die recht hartelijk. "Scheveningen", zei hij, dat altijd getoond had gehecht te zijn aan het huis van Oranje, was hem dierbaar. God geve dat die gehechtheid steeds moge blijven bestaan. Zoolang Nederland een is met Oranje, zoo lang zal met Gods hulp geen vreemde vijand iets tegen beiden vermogen."
Een eigenaardige hulde werd daarna aan het Oranjehuis gebracht door een rei van weezen en andere jonge meisjes; de laatste in 't wit gekleed met Oranjesjerpen. Zij torsten een verbazend grooten lauwerkrans en genaderd bij een mast, waaraan een groote Oranjevlag lustig wapperde, werd die krans langzaam, terwijl een kinderkoor zich liet hooren, opgeheschen, tot hij vlak onder de vlag kwam te hangen.
Toespraken werden gehouden door de predikanten Ds. Kraijenbelt en Ds. Meerding en door pastoor Peperkorn.
Een belangrijk nummer van het feestprogramma was zeker de optocht, die zich des namiddags in de straten van Scheveningen bewoog. De stoet was aldus samengesteld:

1. een eerewacht,
2. een opgetuigde vischschuit, gevolgd door de scheepmakers,
3. een wagen, waarop een aanschouwelijke voorstelling van de haringvisscherij,
4. een wagen, met een voorstelling van de schrobnetvisscherij,
5. een wagen, met een voorstelling van de beugvisscherij,
6. een wagen met rollen, vijzels, takels enz.,
7. een zoogenaamde mallejan met kettingen en grof gereedschap,
8. een wagen met de bemande reddingboot van de N. en Z.-Holl. Reddingmaatschappij,
9. scheepssmeden,
10. zeilmakers,
11. bokkingrookers,
12. hoofdheden en haringtellers,
13. kuipers,
14. mandenmakers en
15. vischklinkers en wakers.

Men kreeg dus een voorstelling te zien niet alleen van de visscherij in haar ganschen omvang maar ook van al de aanverwante vakken.

Prins en prinses Frederik en hun Dochter hadden intusschen in de pastorie in de Keizerstraat - de woning, die Prins Willem in 1813 had bezocht - hun intrek genomen om van daaruit den stoet te zien voorbijtrekken.
Er werd dien dag ook aan de behoeftigen van Scheveningen gedacht. Voor een extra-bedeeling hadden prins Frederik en prins Hendrik gezorgd.
Des avonds was er diner in Zeerust en het geheele dorp illumineerde. Het strand werd hel verlicht door een veertigtal teertonnen.
De feestcommissie bestond uit:
F. J. Behr.
C. M. Dreun.
G. Fermin.
W. H. Gebel.
C. Gebel.
J. C. v. d. Gryp.
J. Hoogenraad Dz.
H. A. Hagen.
T. de Jager Mz.
T. de Jager Gz.
L. de Jager.
P. de Jager Fz.
G. de Jager Tz.
W. Kraijenbelt.
W. C. Kraijenbelt.
L. Koek.
C. Plokker.
B. W. Pronk.
E. Rauch.
D. F. van Ruijtenburg.

K. H. Schouten.
J. Schoor.
J. C. Schouten.
J. J. Spille.
J. J. Scharff.
M. M. Teeuwisse.
J. v. d. Toorn.
M. v. d. Toorn.
A. A. Krul.
J. M. v. d. Lubbe.
A. J.Lun.
J. W. Mijniief.
A. Mooijman.
Ch. Maas.
A. E. Maas.
Albert Mos.
ds. Meerding.
J. L. Meijs.
P. de Niet.
J. Nelck.M. de Niet Az.
J. Pleijsier.
H. H, Peperkorn.
A. de Pinto.
W. Pronk.
J. F. v. Poeteren.
J. Taal.
A. Tuit Bz.
P. Vasseur.
P. Varkevisser Fz.
F. Varkevisser Fz.
P. Varkevisser Jz.
M. Varkevisser Fz.
M. Varkevisser Pz.
A. Vrolijk.
J. Vrolijk.
J. Waterreus.
P. v. d. Zwan.
Het dagelijksch bestuur van deze commissie bestond uit A. E. Maas, voorzitter, G. Hoogenraad, onder-voorzitter, P. Vasseur, secretaris en T. de Jager Gz., penningmeester.

Uit: Geschiedenis van Scheveningen door J.C. Vermaas Deel I. blz. 348 t/m 350
 
Bronnen:
Haags Gemeentearchief
Geschiedenis van Scheveningen. Herdenking 1863