|
Jan Brueghel de
Oude (1568 - 1625) Molens bij een stad, 1607 |
In de tijd van Brueghel was de aardappel
in de Nederlanden onbekend. Het basisvoedsel was graan. Rogge, tarwe en boekweit
voor de mensen en haver voor de paarden.
Molens waren van levensbelang. In dit tafereel schilderde Brueghel 4 molens.
Vermoedelijk staan ze aan de rand van een grote stad.
Het is niet duidelijk of de boeren links graan komen brengen of meel hebben opgehaald.
De kar is volgeladen. Het lijkt erop, dat de boer rechts zijn paarden uitspant om
even te laten grazen, terwijl de molenaar het graan maalt. Een paard drinkt water
uit een plas, met lange rietstengels aan de kant. In de verte rijdt een huifkar door
het landschap. |
|
Eenzelfde compositie gebruikt Brueghel
in een ander schilderij met zo te zien 2 molens. Links komt een boer met een zak
meel op zijn rug naar de kar met twee paarden. Die kar staat in het bovenstaande
schilderij in het midden. Het paard bij de waterplas is nu niet geschilderd. Bij
de molen op de afbeelding rechts, schilderde Brueghel een huis voor de molenaar.
Hier komen boerenkarren graan brengen en meel halen. Een huifkar rijdt voorbij. |
|
|
Rond Antwerpen moeten in het begin
van de 17e eeuw veel molens hebben gestaan en blijkbaar verkochten de landschappen
met molens goed. |
|
Het molentype op de schilderijen
De standerdmolen (of staakmolen) is het oudste houten molentype en is veel te zien
op middeleeuwse prenten. Er zijn er slechts enkele van bewaard gebleven, in Gelderland,
Noord-Brabant, Limburg, Zeeland en België. Het huis is aanmerkelijk groter dan
het bovenhuis van een wipmolen. Het draait om een spil of staander die tot beneden
doorloopt. Alle standerdmolens zijn korenmolens; aan de achterzijde is vaak een kapje
te zien waaronder een door de wind aangedreven hijsas voor zakken graan en meel zit.
Afhankelijk van de omstandigheden of het ondergedeelte geheel gesloten dan open is,
spreekt men van een gesloten of open standerdmolen. |
|
Jan Brueghel was de zoon van Pieter
Brueghel de Oude en vader van Jan Brueghel de Jonge. Ook was hij de broer van Pieter
Brueghel de Jonge, de oom van Jan van Kessel en de schoonvader van David Teniers
de Jonge. Zijn vader stierf een jaar na zijn geboorte. Hij kreeg zijn opleiding van
zijn grootmoeder, die miniatuurschilderes was, en van Pieter Goetkindt. In 1589 trok
hij naar Italië, waar hij in Napels, Rome en Milaan werkzaam was. In Rome raakte
hij bevriend met Paul Bril. De twee schilders werkten samen en oefenden een sterke
wederzijdse invloed op elkaar uit. Een andere samenwerking was die met Johann Rottenhammer,
die hem bekend maakte met de kunst in Venetië.
Terug in Antwerpen keerde hij terug naar het type panoramische vergezichten omzoomd
door coulisseachtige bergen zoals dat in Vlaanderen traditie was (vergelijk de werken
van Joos de Momper). Ook het traditionele driekleurenschema (bruine voorgrond, groen
middenplan, blauw verschiet) en de hoge horizon zijn onverminderd aanwezig. Weer
wat later, rond 1605, krijgt het dorpsgezicht met lage horizon zijn voorkeur. Ten
slotte, rond 1610, schilderde hij meer open landschappen met een realistischer inslag
die aan het Brabantse landschap herinneren. Ze zijn veelal gestoffeerd met reizigers
in huifkarren of boeren. |
|
Bronnen: |
Jan Brueghel de Oude op Wikipedia |
Vier Windmolens |
Twee Windmolens |
Brueghel il Vecchio
- Paesaggio con mulini a vento |
Landschap met vier windmolens |
Landschap met twee
windmolens, 1611 |
Molen Database |