Adriaen Coenen (1514-1587)
23 november 1577 verschenen 13 potvissen voor de Hollandse kust, ter hoogte van Westerheyde (tegenwoordig Ter Heijde). 3 potvissen strandden. Helemaal rechts aan zee de toren van de 'Oude Kerk' van Sceueninch. (Pagina 56/57). (Bron: Koninklijke Bibliotheek, Den Haag).
 
De Scheveningse visafslager Adriaen Coenen deed veel onderzoek naar zeedieren en legde deze gegevens vast in zijn met eigen tekeningen geïllustreerde visboeken. Hij geeft hierin een levendig verslag van de stranding bij Ter heijde. Coenen hoorde op de 24ste van de gebeurtenis en besloot onmiddellijk te gaan kijken. Hij vermeldt dat er veel volk op weg was naar Ter Heijde en na een moeizame voettocht tegen een harde zuidwester wind, bereikte hij zijn bestemming waar hij vanwege de vloed tot de avond moest wachten om de dieren van nabij te kunnen aanschouwen. De 26ste is Coenen opnieuw in Ter Heijde. Die dag zou namelijk een veiling van de gestrandde dieren plaatsvinden, die middels pamfletten in grote delen van Holland was aangekondigd. Zij vielen als strandvondsten automatisch aan de overheid toe. De rentmeester en twee rekenmeesters van het Hof van Holland waren belast met de afwikkeling van de veiling en zij verzochten Coenen als ervaren veilingmeester om hen bij te staan. De rentmeester bepaalde dat de kaak en de staart van de grootste potvis niet geveild zouden worden maar naar de grote zaal van het Hof van Holland zou worden overgebracht tot een eeuwighe memorij. De opbrengst van de veiling was 578 gulden, waarvan 12 gulden bestemd was voor de armen. Coenen bleef na de veiling in Ter Heijde om de volgende dag bij het 'slopen' van de karkassen aanwezig te kunnen zijn en zo zijn nieuwsgierigheid naar het inwendige van de dieren te kunnen bevredigen. De opkopers van de potvissen was het vooral te doen om de traan die aan de dieren onttrokken kon worden en die kon worden gebruikt voor de productie van zeep. (Bron: Hollandse stranden in de Gouden Eeuw, Katwijks Museum, 2004)
 
Walvisstrandingen werden in de regel als een slecht teken beschouwd en meestal later in verband gebracht met een negatieve gebeurtenis. Maarten Luther legde in 1522 al een verband tussen de stranding van een walvis bij Wijk aan Zee en de vervolging van Nederlandse protestanten. Hij zag het als een onheilsteken door God gezonden, om de mensheid tot inkeer en berouw te manen. Daarbij tekent hij aan: Op grond van oude voorbeelden houdt men zo'n monster voor een stellig teken van toorn. De walvisstranding van 28 juni 1581 vond een dag na de inname door de Spanjaarden van Breda plaats. De stranding van de potvis van Berkhey zien we afgebeeld op een politiek pamflet uit 1599, waarin de relatie wordt gelegd met de wrede inval van het Spaanse leger in het hertogdom Kleef in augustus 1598. Op de gravure van Jan Saenredam met de potvisstranding bij Wijk aan Zee in 1601 zijn ook andere onheilspellende voortekenen in beeld gebracht. Zo wordt in de cartouches bovenin de prent gerefereerd aan de zonsverduistering van 24 december 1601, aan een in Holland gevoelde aardbeving van 2 januari 1602 en aan een maansverduistering van 4 juni 1602. Op een latere versie van de prent wordt de Dood weergegeven die een pijl afschiet op de Amsterdamse maagd. De voortekenen worden nu duidelijk in verband gebracht met een pestepidemie die in 1601 de stad Amsterdam trof en tot ver in 1602 slachtoffers eiste. (Bron: Hollandse stranden in de Gouden Eeuw, Katwijks Museum, 2004
 
Adriaen Coenen (Scheveningen, 1514-1587) was een Hollandse viskoper, een afslager van zeevis en bovendien een amateurbioloog. Coenen groeide op in dit vissersdorp; hij bekwaamde zich daar al op jeugdige leeftijd in de handel in zeevis. Zijn vader wordt aangemerkt als een 'stierman', een visser die over een eigen vissersscheepje beschikte; ook híj handelde op zijn tijd in vis. In tegenstelling tot wat wordt beweerd heeft Adriaen Coenen niet gevaren; niets uit zijn werken wijst daarop. Hij werd in later jaren afslager van de zeevis die eerder door kustvissers op het strand van Scheveningen was aangevoerd. Alhoewel hij geen verdere opleiding had genoten dan die op de dorpsschool, was Coenen in hogere kringen te Den Haag een graag geziene gast vanwege zijn kennis van de natuur in al haar verscheidenheid en vanwege zijn vele verhalen daarover. (Bron: Wikipedia.org)
 
Bronnen:
Adriaen Coenen op Wikipedia
Het Visboec van Adriaen Coenen