|
|
|
400 jaar Panorama's
van Scheveningen |
Cornelis Elandts
(1641-1687) |
In 1664 maakte Cornelis Elandts in
opdracht van de Haagse bestuurders een copie van een schilderij van een onbekende
kunstenaar, dat in de Oude Kerk van Scheveningen hing. Het schilderij gaf een beeld
van Scheveningen, toen nog Schevelinge of Schevelinck genoemd, van vóór
de Allerheiligenvloed op 1 november 1570. De weg naar Den Haag was toen nog een zandweg
door de duinen en Scheveningen dicht tegen het strand aan gebouwd. Zonder bescherming
van duinen. De kustwering bestond uit houten palen, die niet bestand bleken tegen
de verschrikkelijke storm. |
Onder het schilderij staat de volgende
tekst:
In Tiaar Van Tseventich ende Vyftien Hondcrt,
Ghebevrdet Hier Tschevelingre Op AlderHeyligen Dach,
Tzee Water Liep in Dese Kerck Elcx Ver Wondert,
Drie Voet Ende 2 Dvym Hooch Alsmen Doen Sach,
Oock Mede Anden Hoogen Ovtaar Hoort Dit Gewach,
Ende Jnde Sacristy En Kercken Comptoor Mit List,
Omme Werpende Met Des Waters Geslach,
Eenen Grooten Swaren Yseren Kist.
Men Heefter Wel Hondert en 28 Hvysen Gemist,
Ende Weynich Synder Ongeschent Gebleven,
Die Schepen Waren Doort Dorp Gedreven,
Doende Groote Scade Elck Maect Daerof Mentie,
Drie Menschen Verdroncken Gelaten Het Leven,
Dvs Was Hier Grooten Drvck Beneven,
Waer Om Het Geschiede Laet ick Godt Die Sententie. |
|
De kerk met toren hier afgebeeld,
is het bekende gebouw aan de Keizerstraat. Zij verving de eerste Scheveningsche kerk,
die in 1470 een prooi der golven werd.
Het trekt bij een nadere beschouwing van de plaat de aandacht wat een tal van huizen
zich bevonden tusschen die kerk en de zee. Het is haast onbegrijpelijk, hoe men er
toe kwam die woningen juist daar op te trekken. Toch wordt onze verwondering daarover
getemperd, als wij weten, hoe nog in onzen tijd de Scheveningsche visscher bij voorkeur
zijn woning zoo dicht mogelijk bij de zee zoekt.
De toeneming der bevolking heeft daar in de laatste jaren wel eenige wijziging in
gebracht en den visscher genoodzaakt zich buiten het oude Scheveningen te vestigen,
maar wij herinneren ons nog zeer goed den tegenzin van den zeeman om in een der straten
van de Renbaan te gaan wonen; het was of, hij met daarheen te verhuizen, mijlen en
mijlen van zijn bedrijf verwijderd was, of hij Scheveningen verlaten had.
De plaat geeft ons ook een voorstelling van de primitieve wijze waarop de zeewering
in de 15e eeuw was samengesteld; een zanddijk, beschermd door een rij palen, meer
niet.
Als men de nog bestaande kerk als uitgangspunt neemt, kan men zich een denkbeeld
maken van de verwoesting, door den Allerheiligen vloed in 1570 aangericht, alleen
de huizen die landwaarts stonden, bleven behouden.
De kerk stond geheel vrij, ze was omgeven door een ommuurd kerkhof. Aan de landzijde
van de kerk liep, integenstelling van nu, een breede weg; in een van de huizen aan
dien weg woonde waarschijnlijk de pastoor. In oude stukken wordt een enkele maal
dan ook gesproken van de Pastoorsstraat.
Het strand geeft hier een zeer levendig tooneel te zien. Kleine vaartuigen, niet
veel grooter dan onze tegenwoordige garnaalbooten, dobberen vroolijk op het water,
de gevangen visch ligt op het strand, en tal van zeelui met hoedjes en mutsen als
hoofddeksel, zijn met allerlei arbeid bezig. Ook de vischopdrager met zijn kriel
ontbreekt niet; evenmin de jager, die bezig is strandvogels te schieten.
Op een hoog duin, Zuidwaarts, staat een plomp vierkant bouwwerk, dat is de vierboet
of vuurbaak.
Duidelijk komt op de plaat uit, hoe oudtijds Scheveningen in een kom lag en aan drie
zijden door hooge duinen omgeven was.
Van verre duiken de gebouwen van Den Haag op; bovenuit steekt de St. Jacobstoren,
of de Sint Japik, zooals de Scheveningers zeggen; ze kennen hem goed; als ze op zee
zijn en dicht bij land komen is die toren voor hen een wegwijzer, zoo goed als de
toren van hun eigen dorp.
Bron: Geschiedenis van Scheveningen door J.C. Maas,
Hoofdtuk III. Hoe zag Scheveningen er
oudtijds uit en hoe heeft het zich ontwikkeld in de loop der eeuwen? |
|
Bron: |
Hollandse stranden
in de Gouden Eeuw, Katwijks Museum, 2004 |
|
|
|